Combinatietest

Combinatietest

De combinatietest is een vorm van prenatale screening. Het is een risicoloos onderzoek waarbij vroeg in de zwangerschap onderzocht wordt hoe groot de kans is dat je kind down-, edwards- of patausyndroom heeft.

De combinatietest bestaat uit een combinatie van twee onderzoeken:

bloedonderzoek bij de moeder – in de periode van 9 tot 14 weken van de zwangerschap

nekplooimeting bij het kind – een echo in de periode van 11 tot 14 weken zwangerschap

NB: de combinatietest wordt uitgevoerd in het Amsterdam UMC locatie VU. 

 

Bloedonderzoek

Bij het bloedonderzoek wordt bloed afgenomen door en onderzocht in het laboratorium van het VUmc. In het bloed worden de concentraties van twee stoffen bepaald die worden aangemaakt door de placenta. Bij kinderen met een van de genoemde chromosomale aandoeningen kunnen de concentraties verschillen met die van gezonde kinderen. Deze bloeduitslag ontvang je niet apart, hij wordt meegenomen in de kansberekening van de combinatietest.

 

Nekplooimeting

Tussen de 11 en 14 weken zwangerschap wordt met een echo de dikte van de nekplooi bij de baby gemeten. Dit laagje vocht is altijd aanwezig, ook bij gezonde kinderen. Hoe dikker de nekplooi, hoe groter de kans dat er sprake is van het syndroom van Down, Edwards of Patau. Bij deze echo wordt ook gekeken of er aangeboren afwijkingen zichtbaar zijn, voor zover dit bij deze vroege zwangerschap mogelijk is. De uitslagen van de bloedtest en de nekplooimeting, in combinatie met je leeftijd en de precieze duur van de zwangerschap, bepalen hoe groot jouw kans is op een kind met een van de genoemde chromosomale aandoeningen. Het onderzoek geeft geen zekerheid. Bij een verhoogde kans op een kind met het downsyndroom krijg je vervolgonderzoek aangeboden zoals de NIPT en een vlokkentest of vruchtwaterpunctie. Met vervolgonderzoek kan met zekerheid worden vastgesteld of je kindje één van de drie genoemde chromosomale aandoeningen heeft of niet.